| De zoete avond vormt een sluier om je lichaam heen
|
| En de maan verkoelt ons daar waar eerst de zon nog scheen
|
| Maar de warmte van je lippen blijven dag en nacht
|
| Als je me vurig kust
|
| Of zachtjes naar me lacht
|
| Hoeveel uren liggen wij al in het warme zand
|
| Hoeveel keren zocht jouw zachte lijf mijn koele hand
|
| En de nacht die duwt al zacht tegen de avond aan
|
| Dus hou me vast
|
| En laat me nooit meer gaan
|
| Deze mooie nacht
|
| Die mag van mijn part eeuwig duren
|
| Deze mooie nacht
|
| Die gaat niet meer voorbij
|
| In deze prachtige nacht
|
| Daar passen duizend en één uren
|
| En als je naar me lacht
|
| Komen er nog eens duizend bij
|
| En als we lachend rollen door het warme zand
|
| Geef ik de tijd een dagje vrij
|
| Nanananananannanannananananana
|
| In deze prachtige nacht
|
| Daar passen duizend en één uren
|
| En als je naar me lacht
|
| Klomen er nog eens duizend bij
|
| En als we lachend rollen door het warme zand
|
| Geef ik de tijd een dagje vrij
|
| Soms dan slaap je en denk ik aan mijn verleden tijd
|
| Aan de leegte en de zwakte en de eenzaamheid
|
| Zachtjes veeg ik dan het zand van je bezwete lijf
|
| En luister naar de zand
|
| Maar dan voel ik weer het kirebelen van je zachte hand
|
| En we rollen samen lachend door het warme zand
|
| Ik vergeet de dagen dat ik in mijn eentje was
|
| En zoek je lippen op
|
| Alsof het niet meer anders was
|
| Deze mooie nacht
|
| Die mag voor mijn part eeuwig duren
|
| Deze mooie nacht
|
| Die gaat niet meer voorbij
|
| In deze prachtige nacht
|
| Daar passen duizend en één uren
|
| En als je naar me lacht
|
| Komen er nog eens duizend bij
|
| En als we lachend rollen door het warme zand
|
| Geef ik de tijd een dagje vrij
|
| Nananananannananannananannana
|
| In deze prachtige nacht
|
| Daar passen duizend en één uren
|
| En als je naar me lacht
|
| Komen er nog eens duizend bij
|
| En als we lachend rollen door het warme zand
|
| Geef ik de tijd een dagje vrij |